Getalenteerde lezers

In een tijd vol zorgen over de kwaliteit van het leesonderwijs en over de vele leerlingen die onvoldoende leesvaardig de basisschool verlaten, aarzelde ik om aan deze blog te beginnen. Een blog over leerlingen die juist zeer goed kunnen lezen, die de gemiddelde leesvaardigheid van hun klasgenootjes ver achter zich laten. Toch heb ik de stoute schoenen aangetrokken, omdat uit PIRLS-2016 blijkt, dat onze getalenteerde lezers weinig excelleren en leerkrachten geneigd zijn om zich een houding toe te eigenen van “Ach, zij komen er wel”. Dat getalenteerde lezers er uit zichzelf wel komen, is echter een grove misvatting, want ook zij moeten uitgedaagd worden om (gemotiveerd) beter te leren lezen.

Toen ik vervolgens wilde beschrijven wat getalenteerde lezers eigenlijk zijn, bleek dat nog niet zo eenvoudig. Er bestaan namelijk verschillende definities naast elkaar (zie bijvoorbeeld die van Mac Iver et al., 1997; Reis et al., 2004; Slavin, 1999 en Vernooij, 2013). De definitie van Wood (2008) blijkt de meest gangbare te zijn. Volgens Wood zijn getalenteerde lezers, lezers die teksten lezen en begrijpen op een niveau dat twee of meer leerjaren boven zijn/haar chronologische leerjaar ligt. Bijvoorbeeld een kind dat halverwege groep 3 teksten op AVI M5 leest en begrijpt, is een getalenteerde lezer. Daarnaast laten getalenteerde lezers zich vaak kenmerken door sterke intellectuele en communicatieve vaardigheden, ze onderzoeken graag, fantaseren, maken inferenties, zijn vaak goed in creatief schrijven, literatuuranalyse, kritisch en creatief lezen (Wood, 2008).

Niet alleen over de definitie van getalenteerde leerlingen wordt verschillend gedacht, ook over de manier waarop deze leerlingen het beste gegroepeerd kunnen worden. Zo is Kulik (1992) een voorstander van apart groeperen (zoals bijvoorbeeld in een plusklas), maar denken Sapon-Shevin (1994) en Slavin (1991) daar juist anders over. Zij stellen dat zowel zwakke als sterke lezers beter presteren in coöperatieve heterogene groepen waar gewerkt wordt aan zowel individuele als groepsdoelen.

Waar wel consensus over is, zijn de doelen voor de leesinstructie aan en de elementen voor een leesprogramma voor getalenteerde lezers. Zo’n leesprogramma zou moeten bestaan uit de volgende drie hoofdactiviteiten: kritisch lezen (om tot dieper begrip te komen), creatief lezen (om nieuwe ideeën te genereren, te bestuderen en toe te passen) en lezen voor het beantwoorden van (onderzoeks)vragen (Wood, 2008). Waarbij ook aandacht moet zijn voor leesmotivatie, verschillende tekstgenres, metacognitie en discussie.

Ik hoor u al denken: “Hoe doe je dat dan?”. Ik zou zeggen, groepeer als eerste getalenteerde lezers niet in aparte homogene groepen, maar laat alle leerlingen in de klas met elkaar (samen)werken. Zorg voor uitdagend onderwijs, waarin de leerlingen kennismaken met verschillende soorten tekstgenres (door voor te lezen, een uitdagend boekenaanbod en internetgebuik) en ontwikkel de literaire competenties, waarbij je binnen de vraagstelling differentieert. Laat alle leerlingen stillezen uit een zelfgekozen boek en voer leesgesprekjes over de leesmotivatie, het leesgedrag en het leesonderwijs (Damhuis, 2015). Laat de leerlingen met teksten werken binnen zelfgekozen vervolgopdrachten, zoals bijvoorbeeld schrijfactiviteiten, het doen van onderzoek of het voorbereiden en het geven van een presentatie. Naast deze activiteiten, is het belangrijk dat de leerkracht de ontwikkeling van de leerlingen goed blijft volgen en planmatige zorg aanbiedt.

Op deze manier verzorgt de leerkracht goed leesonderwijs voor alle leerlingen, waarin niet alleen de getalenteerde lezers maar de gehele groep wordt uitgedaagd, zodat een leerkracht kan zeggen: “Ach, ál mijn leerlingen komen er wel.”

Auteur: Mirjam Snel (maart, 2020)