Pabostudenten lezen te weinig kinderboeken

Als docent van de pabo valt het me op dat studenten weinig kinderboeken lezen. Ook onderzoekers zoals Granado (2014) en Rijckaert (2014) komen tot dezelfde conclusie. Dit is niet alleen jammer maar ook zorgwekkend, omdat het lezen van kinderboeken van essentieel belang is voor het ontwikkelen van kennis over jeugdliteratuur en een voorwaarde is om een goede leesbevorderaar te kunnen zijn (Pierce, 2015 uit Groothengel, 2017). En goede leesbevorderaars hebben we in het basisonderwijs hard nodig! Want als kinderen lezen leuk vinden, gaan ze meer lezen en verbeteren zij hun leesvaardigheden (Schaffner, Schiefele, & Ulferts, 2013).

De vraag is daarom, hoe krijgen we pabostudenten aan het lezen? Het antwoord op deze vraag is volgens mij drieledig: reserveer stilleestijd in het rooster, geef jeugdliteratuur een prominentere plek in het curriculum en werk samen met de beroepspraktijk.

Stilleestijd

Ondanks pabostudenten voor het overgrote deel beschikken over een positieve leesattitude (82%), lezen zij toch weinig (Groothengel, 2017). Daarom zou het goed zijn als de pabo het lezen van kinderboeken (nog) meer bij studenten stimuleert door stilleesmomenten in het rooster op te nemen. Tijdens deze momenten lezen studenten in stilte in een zelf gekozen kinderboek, een gezamenlijk gekozen kinderboek of in een kinderboek dat past bij een thema dat op dat moment centraal staat. In aansluiting op deze momenten kan er ruimte gemaakt worden voor boekpromotie of een gesprek over een thema. Vanzelfsprekend is het van belang dat de pabo een rijk en toegankelijk (fictie en non-fictie) boekenaanbod heeft.

Jeugdliteratuur in het curriculum

Daarnaast is het stimulerend voor de leesfrequentie als binnen het curriculum aandacht wordt besteed aan kinderboeken. Dit lukt echter niet door alleen losse activiteiten (zoals gastlezingen van schrijvers, het inrichten van een kinderboekenweekhoek of het organiseren van een voorleeswedstrijd) en ook het lezen van een verplichte boekenlijst werkt niet voor iedere student even motiverend. Wat wel aanzet tot lezen, is het doordrenken van het pabocurriculum met kinderboeken bij alle vakken. Zo kunnen (fragmenten van) kinderboeken voorgelezen worden als inleiding op een leeractiviteit. Mooie voorbeelden zijn het prentenboek “Ik kom je opeten” van Tony Ross als tijdens de rekenles verhoudingen aan de orde worden gesteld of het gedicht “Opa” van Hans en Monique Hagen als voorbereiding op de geschiedenisles. Tevens kunnen docenten in gesprek gaan over (gezamenlijk gelezen) boeken. Het boek “De reis van Syntax Bosselman” van Arend van Dam leent zich bijzonder goed voor een gezamenlijk gesprek over de rol van Nederland tijdens de periode van de slavernij. En het boek “Cyberboy” van Tanja de Jonge is een mooi voorbeeld om samen het morele dilemma tussen ethiek en technische (medische) mogelijkheden te verkennen. Daarnaast kunnen docenten tijdens hun lessen laten zien hoe boeken gebruikt kunnen worden tijdens lessen op de basisschool. Zo kan het boek “De Zweetvoetenman” van Annet Huizing bijvoorbeeld uitstekend gebruikt worden om (naar aanleiding van een waargebeurde casus) het Nederlandse rechtssysteem met kinderen te bespreken.

Samenwerken met de praktijk

Naast pabodocenten kunnen ook praktijkbegeleiders (mentoren) van grote invloed zijn op de leesfrequentie van studenten. Groothengel schrijft: “wanneer een mentor met een student praat over boeken, boeken aanbeveelt en zelf voorleest in de klas, zal de student vaker kinderliteratuur lezen”. Praktijkbegeleiders kunnen studenten laten zien, wat je kan doen met boeken in de klas. Van belang is dan wel, dat er een goede samenwerking is tussen de pabo en de basisschool, zodat er overeenstemming is over de theorie rondom jeugdliteratuur en de praktische uitwerking daarvan. Alleen op die manier kunnen studenten eenduidig begeleid worden.

Kortom

Voor het stimuleren van de leesfrequentie van studenten is het niet voldoende, om te vertellen dat het belangrijk is om kinderboeken te lezen. Effectiever is het als er stilleesmomenten ingeroosterd worden, activiteiten met jeugdliteratuur in het curriculum opgenomen worden en nauw samengewerkt wordt met de praktijk. Uiteraard is het daarbij van belang dat ook pabodocenten en praktijkbegeleiders regelmatig kinderboeken lezen, zodat ook zij goed op de hoogte zijn van het aanbod en ze daardoor de juiste kinderboeken kunnen selecteren voor hun eigen onderwijsaanbod.

 

Auteur: Mirjam Snel (januari, 2019)