De verbinding tussen wetenschap en praktijk

Je kunt ieder kind goed leren lezen, zolang je maar de juiste ondersteuning biedt (Vernooy, 2017). En wat die juiste ondersteuning is, is voor het leesonderwijs wel zo’n beetje bekend. Ondanks er veel kennis is over goed leesonderwijs, zien we dat die kennis nog maar mondjesmaat in de onderwijspraktijk doordringt.

Hoe komt dat toch? Hoe komt het dat wetenschappelijke aanbevelingen zo slecht doorsijpelen in de onderwijspraktijk van alledag. Of zoals Vernooy (2017) het zegt: ‘Het is in Nederland geen traditie dat het onderwijs luistert naar de wetenschap’. En zelf zou ik daaraan toe willen voegen ‘en andersom ook niet’.

Hoe komt het toch dat die twee werelden elkaar vaak zo lastig begrijpen. Je ziet dat aan de ene kant de praktijk gemakkelijk achter mythes aanloopt (zoals beelddenken, leerstijlen en meervoudige intelligentie) en aan de andere kant constateren we dat wetenschappers niet voldoende afweten van de o zo complexe en dynamische praktijk op de werkvloer. Er worden twee verschillende talen gesproken, contexten zijn vreemd voor elkaar en er is onbegrip waardoor er weinig ruimte is voor een gezamenlijke dialoog binnen een gelijkwaardige context met als belangrijkste missie het verder verbeteren van het onderwijs.

Misschien zouden we deze kloof kunnen overbruggen door in de praktijk meer met elkaar samen te werken. Een mooi voorbeeld hiervan, is het Utrechtse WOU-project (Werkplaats Onderwijsonderzoek Utrecht). Dit project beoogt een duurzame professionele verbinding te leggen tussen professionals uit de praktijk en uit de wetenschap met als doel het tot stand brengen van een werkbare en werkzame onderzoekscultuur in het basisonderwijs. Een basisschoolkartrekker werkt samen met haar team én een onderzoeker uit een kennisinstituut (Universiteit of een HBO-instelling) door een vraag of een probleem, die past bij de eigen schoolontwikkeling, goed te formuleren en daarna te onderzoeken.

Maar, vanzelf gaat de samenwerking tussen de collega’s van de kennisinstituten en de praktijk niet, daarvoor is wel het een ander nodig, zoals

- een open nieuwsgierige houding en van perspectief kunnen wisselen;

- systematisch te werk kunnen gaan;

- bronnen kritisch kunnen gebruiken om keuzes en handelingen te verantwoorden;

- lef hebben en dus gebaande paden durven te verlaten;

- de tijd hebben (en de gelegenheid krijgen) om te vertragen;

- het formuleren van een goede afgebakende vraag vanuit de praktijk

- het resultaat van betekenis willen laten zijn voor de basisschool;

- veranderingen goed borgen.

Binnenkort start ik als projectleider een onderzoeksproject op verschillende basisscholen, met als doel het verbeteren van het leesonderwijs. De participerende scholen hebben ieder hun eigen onderzoeksvraag. Ieder team dat bestaat uit leerkrachten en onderzoekers (deskundig op het gebied van het leesonderwijs). Dat team bestudeert gezamenlijk de praktijk, duikt de theorie in, maakt verantwoorde keuzes die passen bij de specifieke context, ontwerpt en probeert uit. Allemaal met de intentie om het leesonderwijs te verbeteren; allemaal met de intentie om kinderen nog beter te leren lezen.

Kijk daar heb ik nou zin in!

Auteur: Mirjam Snel (juni, 2019)